Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

AZ7567

Datum uitspraak2007-01-30
Datum gepubliceerd2007-02-01
RechtsgebiedSociale zekerheid
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamCentrale Raad van Beroep
Zaaknummers06/6334 WAO
Statusgepubliceerd


Indicatie

Kennelijk niet-ontvankelijk.


Uitspraak

06/6334 WAO Centrale Raad van Beroep Enkelvoudige kamer U I T S P R A A K als bedoeld in artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht en artikel 21 van de Beroepswet in verband met het hoger beroep van: de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, (hierna: appellant), tegen de uitspraak van de rechtbank Almelo van 25 september 2006, 05/734 (hierna: aangevallen uitspraak), in het geding tussen: [betrokkene], wonende te [woonplaats] (hierna: betrokkene) en appellant. Datum uitspraak: 30 januari 2007 I. PROCESVERLOOP Appellant heeft hoger beroep ingesteld tegen de aangevallen uitspraak. II. OVERWEGINGEN In artikel 6:5, eerste lid, aanhef en onder d, van de Algemene wet bestuursrecht is bepaald dat het beroepschrift de gronden van het beroep dient te bevatten. Ingevolge artikel 21 van de Beroepswet is deze bepaling van overeenkomstige toepassing op het hoger beroep. Het ingediende beroepschrift bevat echter geen gronden. Bij brief van 10 november 2006 is appellant in de gelegenheid gesteld dit verzuim binnen vier weken te herstellen. Appellant heeft deze termijn ongebruikt voorbij laten gaan. Bij aangetekende brief van 11 december 2006 is aan appellant nogmaals de gelegenheid geboden de beroepsgronden in te dienen. Daarbij is een termijn van vier weken gesteld en is erop gewezen dat overschrijding van die termijn tot niet-ontvankelijkverklaring van het beroep kan leiden. Appellant heeft ook die termijn ongebruikt voorbij laten gaan. Nu niet is gebleken van redenen die een verontschuldiging vormen voor dit verzuim, acht de Raad het hoger beroep kennelijk niet-ontvankelijk, zodat zonder verder onderzoek kan worden beslist. Voor een proceskostenveroordeling ziet de Raad geen aanleiding. III. BESLISSING De Centrale Raad van Beroep; Recht doende: Verklaart het hoger beroep niet-ontvankelijk; Bepaalt dat van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen een griffierecht van € 422,- wordt geheven. Deze uitspraak is gedaan door K.J.S. Spaas. De beslissing is, in tegenwoordigheid van C. Tersteeg als griffier, uitgesproken in het openbaar op 30 januari 2007. (get.) K.J.S. Spaas. (get.) C. Tersteeg. Tegen deze uitspraak kunnen partijen en (andere) belanghebbenden binnen zes weken na de verzending van het afschrift van deze uitspraak schriftelijk verzet doen bij de Centrale Raad van Beroep, Postbus 16002, 3500 DA UTRECHT. De indiener van het verzetschrift kan daarbij vragen in de gelegenheid te worden gesteld te worden gehoord.